Onze afkeer van dissonante klanken is toch niet aangeboren

Een stam in het Amazonewoud maakt voor eens en altijd een einde aan de discussie over onze muziekvoorkeur: is ‘ie aangeboren of aangeleerd?

Wij westerlingen weten wel wat we mooi vinden als het om muziek gaat. Zo moeten we niets hebben van dissonante klanken (twee gelijktijdig klinkende klanken die gewoon niet bij elkaar passen, bijvoorbeeld C en Fis). Veel geliefder zijn de consonante klanken (bijvoorbeeld een C en een G). Maar waarom hebben we een voorkeur voor C en G en een afkeur van C en Fis? Is dat aangeboren? Of aangeleerd? Dat was lang onduidelijk. Tot nu. Diep in het Amazonewoud hebben onderzoekers namelijk een antwoord op die vraag gevonden.

Dissonante klanken
Ze bezochten er een stam – Tsimane – die zelden of nooit westerse muziek had gehoord en lieten de mensen uit die stam dissonante en consonante klanken horen. De onderzoekers lieten dezelfde klanken horen aan Spaanstalige Bolivianen in een klein dorpje nabij de Tsimane, Amerikaanse muzikanten en Amerikaanse niet-muzikanten. De onderzoekers vroegen de proefpersonen ook om niet-muzikale geluiden (zoals bijvoorbeeld een lach of snik) op aantrekkelijkheid te beoordelen.

De voorkeuren
De Tsimane vonden de door ons gehate dissonante klanken net zo mooi als de consonante klanken. De Bolivianen bleken een piepkleine voorkeur te hebben voor consonante klanken, terwijl de Amerikanen een sterke voorkeur hadden voor consonante klanken (en die voorkeur voor consonante klanken was groter onder de Amerikaanse muzikanten). Bij het beoordelen van de niet-muzikale geluiden zaten de proefpersonen wel op één lijn.

Blootstelling
Het onderzoek suggereert dat onze voorkeur voor consonante klanken voortkomt uit onze blootstelling aan westerse muziek (met veel consonante klanken). Die voorkeur is dus niet aangeboren.

En daarmee is een einde gekomen aan een langlopende discussie die moeilijk te beslechten was. Die discussie ging tussen mensen die dachten dat onze muzikale voorkeuren aangeboren waren en mensen die dachten dat onze muzikale voorkeuren aangeleerd waren (door veel naar westerse muziek te luisteren). Dat het zo lastig was om die discussie te beëindigen, komt met name doordat er maar heel weinig mensen zijn die niet bekend zijn met westerse muziek. “Het is best lastig om mensen te vinden die niet veelvuldig zijn blootgesteld aan westerse popmuziek,” stelt onderzoeker Josh McDermott. “De meeste mensen horen veel westerse muziek en in westerse muziek zitten veel consonante klanken. Dus is het lastig om uit te sluiten dat we consonante klanken mooi vinden, omdat we eraan gewend zijn.” Dankzij een afgelegen stam is dat nu dus toch gelukt.

Bronmateriaal

"Why we like the music we do" - Massachusetts Institute of Technology

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd