Bijtend middel in konijnenoog niet meer nodig

Volgens TNO-onderzoeker Menk Prinsen hoeven onderzoekers eventuele bijtende en irriterende middelen voortaan niet meer op de ogen van konijnen te testen. Hij heeft namelijk een nieuwe methode ontwikkeld: de stoffen kunnen getest worden op de hoornvliezen van dode kippen.

Vandaag krijgt Prinsen voor zijn ontdekking de Hugo van Poelgeestprijs. Ondertussen is de alternatieve methode die Prinsen ontwikkelde goedgekeurd door de OESO, een internationale organisatie voor economische samenwerking. Dat wil zeggen dat bedrijven en laboratoria voortaan eerst de oogproef op de kippenhoornvliezen moeten uitvoeren. Pas op het moment dat is bewezen dat het middel niet ernstig bijtend is, mogen ze de proef op levende konijnen uitvoeren.

Voortuitgang

“Dit is een belangrijke vooruitgang,” zegt Prinsen. “Maar dieren, inclusief konijnen, worden wel nog voor andere proeven gebruikt.” De Hugo van Poelgeestprijs wordt eens in de vier jaar uitgereikt aan onderzoekers die alternatieven ontwikkelen voor dierproeven. Van Poelgeest, naar wie de prijs is vernoemd, was tijdens zijn leven voorzitter van de Dierenbescherming.

Besef

“De internationale onderzoekswereld beseft stilaan dat experimenten ook zonder het gebruik van levende dieren kunnen worden uitgevoerd,” aldus Prinsen. “Er is de laatste dertig jaar namelijk enorm veel veranderd op dat gebied. Hopelijk blijft dat zo doorgaan.”

Honderden

“Het is niet zo dat oogproeven op levende konijnen wereldwijd op grote schaal voorkwamen,” zegt onderzoeker Prinsen nog. “Maar ik schat dat er ongeveer enkele honderden proefkonijnen werden gebruikt. Soms ging het om middelen die een oog in één klap konden weg bijten.”

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd