Hoe Amerika ‘het beloofde land’ van de gereformeerden werd

Het jaar 1834: een groep Nederlandse gereformeerden scheidt zich af van de Hervormde Kerk en trekt in de jaren daarop naar Noord-Amerika; voor hen was dit het ‘beloofde land’. Waarom? En hoe verliep deze vestiging? Een korte geschiedenis van de landverhuizing van de afgescheidenen.

In de negentiende eeuw vinden er ingrijpende veranderingen in Nederland plaats op het gebied van geloof. Eén daarvan is de Afscheiding in 1834. Voordat deze gebeurtenis plaatsvond, bestond in Nederland de Nederduits Gereformeerde Kerk; de publieke kerk tot aan 1795. Binnen deze Protestantse gemeenschap ontstond een nieuwe stroming van gelovigen; zij volgden een verlichte interpretatie van de Bijbel. Wanneer de staat onder leiding van koning Willem I meer macht wil uitoefenen over de kerk in Nederland en deze verandert in de Nederlands Hervormde Kerk en dus deze nieuwe stroming van gelovigen haar zin geeft, is de maat voor de ‘traditionele’ protestanten vol; zij scheiden zich af van de staatskerk. Deze groep, de afgescheidenen, hebben moeite met het krijgen van erkenning van hun geloof en hebben het idee dat zij vervolgd worden in hun vaderland. Dit vormde het begin van meerdere migratiegolven naar Noord-Amerika; het beloofde land voor gereformeerden. In totaal zetten zo’n 200.000 Nederlanders er voet aan wal.

De geboorte van de afscheiding
Wat de afgescheidenen (zo zouden zij zich later noemen) vooral kwalijk vonden, was de nieuwe vorm van de kerkdiensten; deze waren vaak simpele en morele discussies waarbij de discipline erg laks was. Ook doctrinaire normen en oude tradities werden veelvuldig genegeerd. Men had het gevoel dat er een gebrek aan ruimte bestond in de vrijzinnige en centralistische Hervormde Kerk om ook orthodoxe invloeden te laten gelden. Tijdens de eerste jaren van deze nieuwe periode vormde de Nederlandse poëet Willem Bilderdijk een groep genaamd de ‘Réveil’; bestaande uit conservatieve mannen die een diep religieus leven leidden en toegewijd waren aan de doctrine van de Gereformeerde Kerk. Deze groep scheidde zich niet af van de Hervormde Kerk maar bood wel inspiratie voor de groep die zich in 1834 wél losmaakte van de staatskerk. Deze tweede groep stond onder leiding van dominees Hendrik C. de Cock, Hendrik Pieter Scholte, Antonie Brummelkamp, Simon van Velzen en Albertus Christiaan van Raalte. Andere inspiratie kwam voort uit de werken van een voormalig professor aan de Universiteit van Utrecht: Gijsbertus Voetius. Hij stimuleerde piëtisme onder de gereformeerden; dit hield in dat men geacht werd om een aantal dingen niet te doen zoals dansen, theater, te veel eten en drinken, luxe meubelen in bezit hebben, aantrekkelijke hoofddeksels en make-up dragen, gokspellen en zingen. Dominees, zoals de Cock begonnen kerkdiensten te geven die zeer orthodox van karakter waren en kregen steeds meer volgelingen. Dit had wel een keerzijde: zij werden veelal uit hun functie als voorgangers gezet of ervan weerhouden om een kerkdienst te houden. De Cock, die hierdoor geïnspireerd raakte, schreef een document genaamd ‘de Acte van Wederkeering’ waarin hij zich afscheidde van de Hervormde Kerk. Wanneer vele volgelingen ook hun handtekening zetten, is de beweging van de afgescheidenen geboren.

De Pillar Church in de kolonie Holland. Bron: library.calvin.edu.
De Pillar Church in de kolonie Holland. Bron: library.calvin.edu.

Vervolging
In de daarop volgende periode krijgen de afgescheidenen te maken met ‘vervolging’. De koning weigerde om de groep en haar geloof te erkennen en alle bijeenkomsten en kerkdiensten waren verboden. Dit gold ook voor andere groepen zoals de katholieken; echter hier voerde de overheid een gedoogbeleid. Zolang zij hun kerkdiensten uit het oog van het publieke leven hielden was het goed. Dit gold echter niet voor de afgescheidenen; zij werden veelvuldig gecontroleerd. Politie viel regelmatig huizen binnen waar de groep diensten hield, waarna de gelovigen het huis uit werden gezet met geweld en dwang. De dominees die de diensten gaven, kregen hoge geldboetes. Maar niet alleen de overheid keerde zich tegen de afgescheidenen, zo ook de Nederlandse bevolking. Zo verzamelden zij zich vaak voor de huizen waar afgescheidenen samen kwamen; er werd geprotesteerd, ramen en deuren werden ingeslagen en huizen werden binnengedrongen waarop veel geweld plaatsvond. Soms werden afgescheidenen zelfs door soldaten het huis uit gezet; zij werden dan mishandeld, besmeurd met modder, hun kleding werd kapot gemaakt en bedreigd met de dood. Daarnaast kon de groep nauwelijks werk vinden en werden de gelovigen ontslagen wanneer uitkwam dat zij bij de afgescheidenen hoorde. Het is de vraag of deze vervolging ook daadwerkelijk in deze grote mate heeft plaatsgevonden, zoals de afgescheidenen beweren, of dat dit is aangedikt om zo de emigratie naar Noord-Amerika te verantwoorden. Emigreren werd in die tijd namelijk gezien als landverraad; je liet het vaderland in de steek. In de tijd waarin de afscheiding plaatsvond heerste een economische crisis in Nederland; belastingen waren erg hoog en er vond een grote aardappelhongersnood plaats in 1845 en 1846. De afgescheiden waren echter niet armer dan de rest van de Nederlandse bevolking. Om hun emigratie te verantwoorden werden religieuze redenen gebruikt. De afgescheidenen waren van mening dat het christendom universeel was en dat overal aan het koninkrijk van God gewerkt kon worden. Zij vertrokken uit “een zinkend land, welks bronnen van welvaart de Heer zigtbaar toont te stoppen”. Zij uitten de vrees voor Gods oordeel over Nederland en beklemtoonden dat ze niet wilden meewerken aan “het onderhouden van valsche godsdienst leeraars”. De afgescheidenen gingen op zoek naar een land waar het geweten niet gebonden werd. “Het eigenlijke vaderland van de christen ligt niet op deze aarde maar op de nieuwe aarde”.

De Acte van Wederkeering. Bron: Commons Wikimedia.
De Acte van Wederkeering. Bron: Commons Wikimedia.

Waarom Noord-Amerika?
De afgescheidenen hadden al contacten in Noord-Amerika met voormalige Nederlandse kolonisten uit de tijd van de West Indische Compagnie (WIC). Daar hadden Nederlanders destijds Nieuw-Amsterdam (het huidige New York) opgericht. De contactpersonen bestonden voornamelijk uit predikanten van de Reformed Protestant Dutch Church, zoals Thomas de Witt en Isaac N. Wyckoff, die maar al te blij waren met de afgescheidenen omdat zij een versterking van hun kerkgenootschap betekenden. Zij konden de afgescheidenen helpen om aan werk te komen en een geschikt stuk land te vinden om zich te vestigen. De Amerikanen hadden veel begrip voor de landverhuizing. Zo verkondigde de Christian Intelligencer, het weekblad van de Reformed Protestant Dutch Church, dat de gevestigde kerk in Europa, en met name in Nederland, het spoor bijster was geraakt: papen, erastianen, socinianen en andere ketters hadden vrij spel, maar een opwekkingsbeweging als de Afscheiding werd onderdrukt. Waar konden zij beter terecht dan in Amerika.
Het noordelijke deel van Amerika was de beste keuze; de haven van New York werd steeds belangrijker en had goede verbindingen over water en per spoor met het westen alwaar dunbevolkte en onontgonnen streken veel aaneengesloten stukken land beschikbaar kwamen. Zo koos Albertus C. van Raalte, één van de leiders van een groep immigranten, voor de bossen van Michigan. Hier was de grond goedkoper dan in prairiestaten, de bomen konden worden verwerkt tot timmerhout, het klimaat was er redelijk en er waren goede verbindingen met het oosten. Het gebied was ongerept en er waren veel ontwikkelingsmogelijkheden voor bijvoorbeeld een haven en industrie. Andere leiders van de afgescheidenen kozen o.a. voor Iowa. Met een oud-testamentische verwijzing “Haast U toch om met Loth uit Sodom te gaan naar Amerika, dat ik als een Zoar ter behoudenis beschouw voor Zijn volk” werden de afgescheidenen aangespoord om weg te trekken uit hun vaderland.

Albertus C. van Raalte. Bron: Nationaal Archief Nederland.
Albertus C. van Raalte. Bron: Nationaal Archief Nederland.

Integratie
Waar de afgescheidenen in hun geboorteland een verachte minderheid waren, waren zij in de Verenigde Staten een toonaangevende en gewaardeerde groep. De Nederlanders kregen een uitgebreid welkom, zo noemde de dominee George Duffield de immigranten “a very interesting en valuable foreign population”. Albertus C. van Raalte stichtte de kolonie Holland in 1847. De afgescheidenen kochten daarvoor land van de indianen die naar het noorden wegtrokken in een poging hun cultuur te behouden. De eerste twee jaren van de kolonie was voedsel schaars en raakten de financiële middelen op. Velen werden ziek en kwamen te overlijden. Op 25 maart 1867 werd Holland een stad met Isaac Cappon als burgemeester. Holland werd bekend als de ‘stad der kerken’ omdat in het gebied maar liefst 170 kerken stonden. Tot op de dag van vandaag bestaat Holland nog steeds. In Amerika was er veel vrijheid, die als keerzijde had dat men makkelijk kon besluiten om de gemeenschap te verlaten. Het was dan ook belangrijk voor de afgescheidenen om grenzen te stellen tussen de eigen groep en buitenstaanders door middel van formeel lidmaatschap en informele regels zoals taal, kleding, gedrag en gewoonten. Ook onderhielden zij geen contact met andere Nederlandse immigranten die bijvoorbeeld katholiek of joods waren. Op deze manier hoopten de afgescheidenen bij elkaar te blijven zodat zij elkaar ook konden helpen. Tegelijkertijd vond er toch een langzame integratie plaats waarbij de immigranten beïnvloed werden door de Amerikaanse manier van leven. Zo vochten zij mee in de Burgeroorlog, al dan wel in een legereenheid die bijna alleen maar bestond uit Nederlanders. Wanneer de leiders van de eerste groepen afgescheidenen, zoals Van Raalte, komen te overlijden is dit het einde van een tijdperk. Alle infrastructuur was aangelegd en integratie kwam langzaamaan, steeds meer, op gang. Aan het einde van de negentiende eeuw werden de afgescheidenen trotse, loyale Amerikanen met Nederlandse roots.

Inmiddels heeft bijna iedere Nederlander wel een ver familielid in Amerika. In navolging van de afgescheidenen trekken in de negentiende en twintigste eeuw nog vele andere Nederlanders naar Noord-Amerika en Canada. Er ontstaan plaatsen met namen als Nederland, Graafschap, Overisel, Vriesland, Zutphen en Drenthe. De laatste emigratiegolf vond plaats in de periode na de Tweede Wereldoorlog.

Bronmateriaal

Michael J. Douma, ‘Imagining a new Identity: The Dutch American immigrant community, 1847-1875’, Tijdschrift voor Sociale en Economische Geschiedenis 7.2 (2010) 32-55.
Hans Krabbendam, Vrijheid in het verschiet : Nederlandse emigratie naar Amerika 1840-1940 (Hilversum 2006).
Robert P. Swieringa, Faith and Family: Dutch immigration and settlement in the United States, 1820-1920 (New York 2000).
George Harinck en Hans Krabbendam, Morsels in the Melting Pot: The persistence of Dutch immigrant communities in North America (Amsterdam 2006).
De foto bovenaan dit artikel is gemaakt door Museum Catharijneconvent Utrecht (cc via refdag.nl).

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd