Hoe ziet het leven aan boord van een onderzoeksschip eruit?

‘Landrot’ Stephan van Duin reist twee weken mee met onderzoeksschip Pelagia en ontdekt dat het leven aan boord behoorlijk uitdagend is.

De afgelopen weken hebben onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ), Naturalis en Wageningen University vanaf het onderzoeksschip Pelagia intensief onderzoek gedaan naar de Saba Bank en omgeving. Bioloog en journalist Stephan van Duin voer mee en brengt in een serie blogs op Scientias.nl verslag uit. Vorige week legde hij al uit waarom zo’n expeditie naar de Saba Bank een feestje is voor de nieuwsgierige wetenschappers. En hij onthulde hoe ze die nieuwsgierigheid proberen te bevredigen, oftewel: hoe ze onderzoek doen in een gebied dat eigenlijk nog nooit bestudeerd is en bovendien ver onder de zeespiegel ligt. En vandaag vertelt hij hoe het leven aan boord van zo’n onderzoeksschip er uitziet.

Zeeziekte
Het eerste dat de meesten van ons zullen voelen op de eerste dag op zee, is zeeziekte. In tegenstelling tot de meeste boten waar je normaal gesproken mee te maken krijgt, is een zeewaardig schip als de Pelagia middelgroot en dicht. Het is niet zo stabiel als een groot cruiseschip, en niet zo open als een zeilboot. Je beweegt dus wel behoorlijk op volle zee, maar hebt niet het uitzicht op de horizon waar je zo naar gaat verlangen. Het onregelmatige geschommel brengt je uit balans als je wil rondlopen, en ’s nachts wordt je vaak wakker vanwege het gevoel dat je aan het vallen bent. Je voelt je belabberd, in de meest letterlijke vorm van het woord die ik me voor kan stellen. Gelukkig neemt het voor de meeste mensen ook weer af na een dag, en langzaamaan ga je je beter en fitter voelen. Het is bijzonder om te merken dat je in bed ineens kunt genieten van het geschommel, dat natuurlijk geen fractie minder is geworden. Je voelt je goed! Dit lijkt een klein probleem, maar als je voortdurend last hebt van zeeziekte dan is het doen van onderzoek echt heel lastig. Je kunt je moeilijk concentreren of lang naar schermen staren, en dat is niet best als je een dag vol experimenten en metingen gepland hebt staan. Het is dan onderzoek vol overgave, als je begrijpt wat ik bedoel.

Kok Iwan houdt iedereen aan boord aan de gang! Foto: Stephan van Duin.
Eten
Laten we er vanaf nu dus maar vanuit gaan dat die zeeziekte is weggezakt, en we met een normale dag te maken hebben. Een van de meest karakteristieke dingen aan het leven op een schip is het strakke dagschema. Om 7.00 uur staat het ontbijt klaar, om 12.30 uur de warme lunch, en om 18.00 uur het avondeten. Het ontbijt is redelijk standaard: brood, ontbijtgranen met yoghurt en af en toe een pannenkoek of gebakken ei erbij. Voor de lunch leeft de kok zich echt uit; warm eten met meerdere gerechten – groente, vlees, vegetarisch – in een thema als Mexicaans of Oosters. Het avondeten bestaat weer uit brood met beleg, en de restjes van de lunch. Je kunt je echt tonnetje rond eten als je wilt, al is al die energie ook nodig voor het harde werk aan boord.

Aan de slag!
Dat werk begint na het ontbijt, en duurt vaak tot in de avond. Voor de bemanningsleden betekent dat werk het varen, het bedienen van de diverse lieren, en het op gezette tijden overboord en aan boord takelen van alle instrumenten. Er wordt veel gesjouwd, gesjord en geschreeuwd. En gelachen, want de sfeer aan boord is goed. De wetenschappers zijn bezig met het plannen van de dag, het voorbereiden van de instrumenten en het verwerken van de opbrengst. Dat is heel gevarieerd. We zitten bijvoorbeeld van 8.00 tot 10.00 uur naar live videobeelden van de bodem te kijken, waarna het apparaat wordt binnen gehaald en de volgende wordt klaargezet. Als dat een val is moet het aas – stukken stinkende vis – aan het frame vastgemaakt worden, en de camera geprogrammeerd om video te maken. Als het een meting in de waterkolom met de CTD betreft, dan moeten alle monsterbuizen geprepareerd worden.

Enkele van de onderzoekers terwijl ze videobeelden bekijken. Links expeditieleider Gerard Duineveld, rechtsonder expeditieleider Furu Mienis. Foto: Stephan van Duin.

Die instrumenten gaan dan overboord, en komen terug met watermonsters, videobestanden of uitgegraven bodem, en dat moet meteen goed verwerkt worden. De watermonsters worden gefilterd, de videobestanden gekopieerd en geback-upt voordat we ze kunnen bekijken. De bodemmonsters zijn een vak apart. Er komt slechts één grote boorkern van vijftig centimeter doorsnee en maximaal vijftig centimeter hoog aan boord, en die wordt eerst goed bekeken, en vervolgens onderverdeeld in kleinere monsters.

Twee jonge onderzoekers spoelen een bodemmonster door een serie van steeds kleinere zeven. Foto: Stephan van Duin.

Daarna verdwijnen alle wetenschappers naar hun labs om de resultaten goed in te vriezen of te bewaren voor analyse aan land. Deze eerste verwerking is ook belangrijk voor de efficiëntie aan boord: het is zonde van de ruimte (in de vriezer) om nodeloos water, bodem of dieren mee te nemen. En dan begint de voorbereiding van de volgende proef. De tijd aan boord van een schip als de Pelagia is duur en beperkt, dus je moet er zoveel mogelijk gebruik van maken om de proeven te doen die je wil doen. Als de metingen of het verzamelen maar goed en nauwkeurig gaat, dan kan de analyse vaak later wel. Op zo’n manier onderzoek doen, vergt wel een bijzonder goed gevoel voor pragmatisme. In tegenstelling tot een echt lab heb je hier te maken met weersomstandigheden en onvoorziene gebeurtenissen, en je weet dus nooit hoe ver je komt. Gerard Duineveld en Furu Mienis, de twee ‘chief scientists’ aan boord, plannen daarom hooguit een paar dagen vooruit. Ze kijken voortdurend hoe de zaken ervoor staan en passen het programma desnoods aan – vaker wel dan niet.

Dit is alles wat er weer boven kwam van de boomkor..
Pech
Dat dat een goede benadering is, blijkt op dag vier. Duineveld heeft een kleine boomkor mee aan boord genomen, dat is een sleepnet om mee te kunnen vissen op de bodem. Het is een oud beestje, maar de eerste trek gaat goed, en levert ongeveer honderd kilo aan bodemleven op. De wetenschappers zijn verguld met de vangst, en we spenderen een paar uur om alles te sorteren en te verwerken. Maar nadat de boomkor voor de tweede keer wordt neergelaten gaat er iets mis. We staan op het dek als er ineens een luide kreun klinkt, direct gevolgd door een doffe knal. Ook voor mij is het meteen duidelijk: de staalkabel is gebroken. Hoe kan dat? We hebben voor het vissen met de videocamera gekeken en de bodem leek zanderig; geen obstakels waar het net achter kan blijven hangen. Gerard besluit om te kijken of het net nog gered kan worden. De kapitein heeft een ‘waypoint’ (een marker) op de locatie gezet waar het min of meer gebeurd moet zijn, en we varen terug. Inmiddels hebben we de video hopper weer overboord gezet om te kijken of we het metalen frame van de boomkor terug kunnen vinden. Het is echt zoeken naar een speld in een hooiberg; de videocamera overziet slechts een paar meter, en het is hopen dat de sonar op het cameraframe iets oppikt. We zitten met zijn allen aan de schermen gekluisterd, kijkend of we iets zien. Eén keer is het vals alarm; we zien iets langwerpigs op de camerabeelden maar het blijkt van dichterbij een stuk gezonken sargassowier. Ook de sonar biedt geen relaas. Plots zien we wel het spoor dat de boomkor heeft getrokken in het zand; hij kan niet ver weg zijn! Maar die camera zit aan een lange kabel, en een schip van 66 meter kun je niet zomaar even omdraaien. We maken een lange bocht naar bakboord in de hoop dat we het spoor nog eens kruisen.

“Het lijkt erop dat we met de boomkor tegen het enige rotswandje zijn aangevaren dat er in de wijde omgeving te vinden is. Wat een pech!”

We zien Norbert, één van de bemanningsleden, steeds ongeduriger worden. Hij leidt ons al een tijdje rond aan de hand van sonarbeelden die hem, als voormalig visser, veel meer vertellen dan ons. Maar hij heeft gelijk, en ineens ziet hij het. “Daar!” schreeuwt hij uit. Een piepklein maar onmiskenbaar streepje verschijnt op de sonar, en even later trekt de camera er overheen en zijn alle twijfels verdwenen. Het lijkt erop dat we met de boomkor tegen het enige rotswandje zijn aangevaren dat er in de wijde omgeving te vinden is. Wat een pech! Gerard overlegt met Lorendz, die de lieren bedient, of er nog een reddingspoging gedaan kan worden met een haak. Of dat gaat lukken is nog niet duidelijk; de locatie is moeilijk bereikbaar, en gezamenlijk wordt het besluit genomen de experimenten voor nu even voort te zetten en later te kijken of er tijd is voor een reddingspoging. Al met al heeft dit euvel ettelijke uren gekost, en niets opgeleverd – behalve wat extra beelden van de zeebodem, waarop wel een paar spectaculaire vissen en haaien te zien zijn. Als de zon onder gaat zijn we alweer aan een volgende video trek begonnen, nu in veel dieper water van zo’n 1400 meter. The show must go on.

Sfeer
Wat bijzonder is aan zo’n dag op de Pelagia is dat iedereen zijn eigen rol heeft, en die rol ook vol overtuiging uitvoert. Er zijn tijden dat er weinig interactie is, omdat iedereen zo zijn eigen taakjes te doen heeft. Soms zijn er kleine overlegjes om één en ander af te stemmen. Eigenlijk zijn er maar twee momenten waarop een groot deel van de crew bij elkaar is: als kok Iwan weer iets lekkers op tafel heeft gezet, en als er iets bijzonders gevangen is of te zien op de onderwatercamera’s. Dan voelt iedereen weer even waarvoor ze dit allemaal aan het doen zijn. De sfeer is altijd gezellig en positief; men kent elkaar goed en iedereen weet exact wat ze aan elkaar hebben.

Twee doucheputjes. Foto: Stephan van Duin.
Als het werk klaar is druipt iedereen vaak spoedig af naar zijn hut, want de volgende ochtend gaat alweer vroeg de wekker. Die hutten zijn overigens simpel, maar voldoen prima. Het is voor mij als landrot apart om te zien dat alles af te sluiten is. De lades van het bureau en de deuren van de kledingkast hebben speciale knopjes die het vergrendelen, zodat ze niet openvliegen tijdens hevige golfslag. Het medicijnkastje heeft een extra sluiting en uitsparingen voor alles van zeep tot tandenborstels, zodat het maar vast staat – je wilt niet weten hoe storend het is om ’s nachts iets heen en weer te horen schuiven ergens in je hut. De douche heeft twee putjes; een aan de ene, en een aan de andere kant van de badkamer. Het is namelijk toch wel fijn als het water gewoon weg kan spoelen, hoe het schip ook ligt…

Later deze week verschijnt het vierde deel in de serie blogs die Stephan van Duin voor Scientias.nl schreef. In dat deel gaat hij in gesprek met de expeditieleiders die hun eerste bevindingen delen.

Bronmateriaal

Afbeelding bovenaan dit artikel: Stephan van Duin

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd