Kan de aarde 11 miljard mensen voeden?

Aan ruimte en innovatieve ideeën geen gebrek. Maar is dat genoeg?

Het Scientias.nl-archief zit vol met ‘pareltjes’: artikelen waar we trots op zijn, die een interessante discussie hebben losgemaakt of waarin mensen aan het woord komen met een vernieuwende en verrassende kijk op wetenschappelijk gerelateerde kwesties. Het is eigenlijk zonde dat die artikelen naarmate de tijd vordert, wat stoffig worden. En dus stoffen we er zo af en toe eentje af en plaatsen ‘m opnieuw. Dit is zo’n ‘gouwe ouwe’. Het artikel verscheen in juli 2018 op de site, maar heeft aan actualiteitswaarde nog niets ingeboet. Enjoy!

Inmiddels wonen er meer dan 7 miljard mensen op aarde. En recente cijfers onthullen dat maar liefst 11 procent van de totale wereldbevolking honger lijdt. Geen wonder dat velen hun hart vast houden, want de wereldbevolking groeit gestaag. Rond 2030 zijn we naar verwachting met 8,5 miljard mensen. En tegen het einde van deze eeuw kunnen dat er wel eens 11 miljard of meer zijn. Hoe kunnen we al die monden voeden als we er nu al niet in slagen om iets meer dan 7 miljard mensen van voldoende voedsel te voorzien?

Distributie
Het is een heel goede vraag. Allereerst moeten we daarbij echter opmerken dat er op dit moment geen sprake is van een voedseltekort. Talloze studies hebben aangetoond dat er in principe voldoende voedsel wordt geproduceerd om de wereldbevolking te voeden. Alleen bij de verdeling van dat voedsel gaat het fout; in een groot deel van de wereld kun je je boodschappenkarretje door afgeladen supermarkten sturen en is het niet ongewoon om kliekjes of voedsel dat over de datum is, weg te gooien, terwijl mensen in andere delen van de wereld honger lijden. “Vaak wordt gesteld dat distributie een probleem is, maar het is met name een kwestie van armoede,” vertelt professor Martin van Ittersum, verbonden aan de Wageningen University. “Je moet immers zowel als land en als individu de koopkracht hebben om voedsel te importeren of aan te kunnen schaffen.” Ook is er geld nodig om goede wegen aan te kunnen leggen en zo het transport van voedsel en noodzakelijke inputs (kunstmest, zaaizaad) mogelijk en zelfs goedkoper te maken. Het distributieprobleem komt in feite dan ook voort uit armoede. “De oplossing is eigenlijk simpel: zorgen dat mensen wel de middelen hebben om voedsel te kopen en een goede distributie ervan mogelijk te maken.”

“Technisch gezien is het heel goed mogelijk om 10 miljard of zelfs meer mensen te voeden”

Productie
Het voeden van de wereldbevolking brengt nu dus al de nodige uitdagingen met zich mee. Maar die uitdagingen worden alleen maar groter naarmate ook de wereldbevolking groeit. “Technisch gezien is het heel goed mogelijk om 10 miljard of zelfs meer mensen te voeden,” denkt Van Ittersum. “En dat kan theoretisch gezien ook zonder al te veel uitbreiding van het landareaal, maar de vraag is wel of het op de juiste plaatsen kan. Afrika is bijvoorbeeld een enorme uitdaging. Het continent heeft nog een enorme potentie. Maar, als je daar kijkt naar de opbrengsten van granen, peulvruchten en cassave dan zie je dat die echt bedroevend laag zijn. Als we het handig aanpakken, kan die zeker met een factor drie omhoog. En dat is nodig.” Want juist de Afrikaanse bevolking groeit enorm snel. “Naar verwachting is de vraag naar voedsel op het continent tegen 2050 (ten opzichte van 2010) met een factor 3 of 3,5 toegenomen. Dus moet je ook 3 tot 3,5 keer meer gaan produceren.” En dat kan dus met de huidige landbouwgrond, maar dat is wel een enorme opgave.

Genetische modificatie
Daarnaast kunnen (relatief) nieuwe technieken worden ingezet om de productie op peil te houden of te vergroten. “Zo denk ik dat er wel een rol is weggelegd voor genetisch gemodificeerde gewassen.” Van Ittersum denkt dan niet meteen aan gewassen die zo zijn aangepast dat de opbrengst significant groter wordt – “dat is niet iets wat om de hoek ligt” – maar meer aan gewassen die door genetische aanpassingen beter bestand zijn tegen ziekten of plagen. Ook ziet hij wel enige kansen voor de cellulaire landbouw: het kweken van dierlijke eiwitten in bioreactoren. “Ik denk dat we wel iets met bijvoorbeeld kweekvlees moeten gaan doen.” Maar opnieuw benadrukt Van Ittersum dat het slechts een deel van de oplossing is. “Ik denk niet dat we alleen op producten van de cellulaire landbouw gaan leven. Want eten moet je niet alleen zien als een manier om voldoende nutriënten en calorieën binnen te krijgen. Het is ook een dagelijks terugkerend feestje.” Kortom: voedsel moet ook echt lekker en gevarieerd zijn.

Afbeelding: PublicDomainPictures / Pixabay

Milieuvriendelijker
Maar het voeden van 10 of 11 miljard mensen is niet alleen een kwestie van zoveel mogelijk en zo’n groot mogelijke variatie aan voedsel produceren. “De uitdaging is ook om te produceren op een manier die milieutechnisch verantwoord is,” vindt Van Ittersum. “We moeten in de toekomst de fouten die wij in Europa gemaakt hebben en die nu in China gemaakt worden, zien te voorkomen.” Aan welke fouten moet je dan denken? “Bijvoorbeeld het toedienen van meer meststoffen dan gewassen nodig hebben of aankunnen.” Maar ook de enorme uitstoot van broeikasgassen en de grote hoeveelheid land of water die met de veeteelt geassocieerd wordt, is niet iets om trots op te zijn. We zullen veel meer volgens kringlopen, dus circulair, moeten gaan produceren.

De consument
Opnieuw geldt dat we die schaduwzijde van de voedselproductie kunnen beperken door anders te gaan produceren of zelfs heel ander voedsel te gaan produceren. Zo kunnen producenten ons voor onze dagelijkse portie dierlijke eiwitten doorverwijzen naar een smakelijke sprinkhaan of plantaardige vleesvervanger. Maar het is vervolgens wel de vraag of de consument daar ook warm voor loopt. Want afgaand op wat we sinds de Tweede Wereldoorlog hebben zien gebeuren, heeft die heel andere ideeën over wat lekker is. “Onze consumptiepatronen zijn de laatste decennia veranderd,” vertelt Hans Dagevos, consumptiesocioloog aan de Wageningen University. “We zijn na de oorlog steeds meer dierlijke producten zoals vlees en zuivel gaan eten en ook meer bewerkt voedsel uit pakjes en zakjes gaan nuttigen. Dat voedsel heeft nadelige effecten op gezondheid van mensen en duurzaamheid van onze planeet.” Het waren de rijke (westerse) landen die dit voedselpatroon als eerste gingen volgen en tot norm verheffen. En nu ziet Dagevos dat opkomende economieën dat voorbeeld volgen. “In die landen slaat de balans tussen dierlijke en plantaardige (fruit, groenten, granen, peulvruchten) voedselconsumptie door naar de verkeerde kant. Hetzelfde geldt voor het eten van bewerkt voedsel waar suikers, vetten of zouten aan zijn toegevoegd.” Dat dat niet toekomstbestendig is, is geen geheim. En toch wint dit naoorlogse, van oorsprong westerse voedselpatroon dus wereldwijd terrein. “Het voedselpatroon is zo gecultiveerd en zo aantrekkelijk voor anderen in de wereld, dat zij – zodra zij het zich kunnen permitteren – het ook omarmen.” Dat is overigens niet alleen toe te schrijven aan een beter gevulde portemonnee. “Verstedelijking speelt ook een rol. Wanneer mensen in steden gaan wonen, komen ze verder van de plek waar voedsel wordt geproduceerd af te staan, zijn ze afhankelijk van het aanbod en wordt het lastiger om controle te hebben over wat je eet.”

Het is lastig voor te stellen, maar nog niet zo heel lang geleden was vlees, ook in Nederland, een luxeproduct. Pas na de oorlog kwam daar verandering in. Afbeelding: Divily / Pixabay

De snelheid waarmee dit consumptiepatroon zich verspreid heeft, is indrukwekkend. Of we het consumptiepatroon net zo snel weer kunnen laten varen? Dat lijkt twijfelachtig. “Maar het is wel nodig als we het leed niet groter willen maken dan het halverwege deze eeuw al zal zijn,” aldus Dagevos.

“We hebben een eetparadijs gecreëerd”

Het loslaten van ons met vlees en zuivel gevulde dieet wordt volgens Dagevos enorm bemoeilijkt door het feit dat er in onze directe omgeving meestal niet direct aanwijzingen zijn dat ons consumptiepatroon een probleem is. “Nog nooit zijn we zo sterk omringd geweest door voedsel met zo’n hoge kwaliteit dat tegen zo’n scherpe prijs wordt aangeboden als nu. We hebben een eetparadijs gecreëerd.”

Acceptatie
Maar dat eetparadijs kan niet standhouden als we straks met 10 of 11 miljard mensen zijn. Toch? Het zal er met name vanaf hangen in hoeverre we bereid zijn om de consequenties van ons eetgedrag te accepteren, denkt Van Ittersum. “De laatste tien jaar is veel literatuur verschenen over de planetary boundaries: de grenzen van onze planeet.” Het gaat dan om negen grenzen waar we als mensheid binnen moeten blijven, willen we op een duurzame manier op deze planeet kunnen gedijen. “En voor een aantal indicatoren geldt dat we al op of zelfs over de grenzen van onze planeet heen zijn gegaan.” Zo is het verlies aan biodiversiteit te groot en hebben we bijvoorbeeld – onder meer door het toepassen van kunstmest – te veel fosfaat in de natuur gebracht en deze grondstof is eindig. “Maar wie weet nu feitelijk waar de grenzen van onze planeet liggen?” vraagt Van Ittersum zich hardop af. “Er is wel vaker gedacht dat het einde van de wereld naderde of dat er een kantelpunt was bereikt. Maar soms is het ook een kwestie van: wat zijn we bereid om te accepteren?” Als voorbeeld haalt hij de klimaatverandering aan. “Mogelijk kan de aarde een opwarming van meer dan 1,5 graad wel hebben. Alleen zal het ons meer kosten.” En op een vergelijkbare manier kunnen we ook naar het voedselprobleem kijken. Technisch gezien kunnen we meer gaan produceren en proberen om te blijven eten wat we nu eten. “Maar dat heeft wel een prijs, met name voor het milieu.” Zo zal het bijvoorbeeld resulteren in meer emissies. “We moeten af van het idee dat we straffeloos met 9 of 11 miljard mensen op de aarde kunnen wonen, zonder dat dat een impact heeft op het milieu.”

Ons eetparadijs wordt gekenmerkt door schijnbare perfectie. In werkelijkheid zullen we het behoorlijk gebrekkige eetparadijs omwille van de planeet en toekomstige generaties dan ook moeten herzien. En daarin spelen producent en consument – ja, jij! – een sleutelrol. “Lang dachten we dat de technologie de problemen van nu en later zou gaan oplossen,” stelt Dagevos. “Maar de laatste jaren zie je een verschuiving optreden.” Zowel producenten als consumenten lijken zich langzaam maar zeker te realiseren dat het anders moet. Maar er is nog veel werk aan de winkel. “Ik heb kinderen, dus ik kan het me niet permitteren om pessimistisch te zijn. Maar ik maak me er wel zorgen over. Zeker als ik bedenk dat de grootste klappen zullen gaan vallen onder de meest kwetsbare mensen. En het gaat wel om leven en dood.” En daar is niets paradijselijks aan.

Wist je dat…
…de voedselindustrie één van de meest vervuilende industrieën op aarde is? Maar ook in Nederland zijn er steeds meer mensen die met slimme ideeën komen om duurzamer te produceren en te eten en zo uiteindelijk het verschil te maken. Kijk zelf maar!

Bronmateriaal

Interview met Martin van Ittersum en Hans Dagevos

Afbeelding bovenaan dit artikel: Free-Photos / Pixabay

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd