Kinderen, groei niet te snel

Snelgroeiende kinderen hebben op latere leeftijd een grotere kans op overgewicht. Dit blijkt uit een onderzoek van wetenschapper Eryn Liem. Kinderen die tussen hun tweede en zevende levensjaar snel zwaarder worden, hebben een grotere kans om later overgewicht te ontwikkelen. Extra risicofactoren zijn zwangere moeders die roken, depressieve symptomen of een impulsief karakter.

Een bekende methode voor het vaststellen van overgewicht bij volwassenen is de Body Mass Index (BMI), een berekening waarbij het gewicht wordt gedeeld door de lengte in het kwadraat. Het vaststellen van overgewicht bij kinderen is lastiger. Voor kinderen in de groei zijn er aangepaste, internationale en geslachtsspecifieke versies van de BMI. Daaruit blijkt dat het aantal kinderen met overgewicht fors is toegenomen. In onderzoeken verschuift de nadruk steeds meer van het behandelen naar het voorkomen van overgewicht. Promovenda Eryn Liem van het Universitair Medisch Centrum Groningen onderzocht verschillende risicofactoren voor het ontwikkelen van overgewicht.

Het TRAILS-onderzoek
Liem verrichte haar onderzoek in het kader van TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey), een groot, langlopend bevolkingsonderzoek naar de geestelijke, lichamelijke en sociale ontwikkeling van ongeveer 2.500 jongeren in Noord-Nederland. De onderzoekster onderzocht de DNA-profielen van zo’n 1.200 zestienjarigen, waarbij ze vooral keek naar genetische variaties in twee genen (FTO en MC4R) die worden geassocieerd met overgewicht. Ze vergeleek deze profielen vervolgens met eerdere groei- en meetgegevens.

Risicofactoren
Liem ontdekte dat vooral de gewichtstoename tussen twee- en zevenjarige leeftijd bepaalt of kinderen later overgewicht zullen ontwikkelen. Kinderen die in de leeftijdsperiode van twee tot zeven jaar versneld groeien maken maar liefst 25 tot 35 keer meer kans om later te zwaar te worden. Bij kinderen van wie de moeder rookte tijdens de zwangerschap is die kans zelfs nog groter. Een andere opvallende uitkomst van het onderzoek is dat de BMI op 16-jarige leeftijd direct verband lijkt te houden met genetische variaties in de twee onderzochte genen. Overgewicht in de puberleeftijd ligt met andere woorden voor een belangrijk deel genetisch vast.

Huidplooien meten
In het tweede deel van haar proefschrift ging de promovenda na wat de beste methode is voor het bepalen van de hoeveelheid lichaamsvet bij kinderen. De BMI maakt namelijk geen onderscheid tussen spier- en vetmassa, en andere, betrouwbaardere meetmethoden zoals CT en MRI zijn te duur om op grote schaal gebruikt te worden. Na een onderzoek bij dertig zes- en zevenjarigen stelt de promovenda dat het meten van huidplooien de beste eenvoudige methode is om het buikvet te meten in de periode voor de puberteit.

Bronmateriaal

Rijksuniversiteit Groningen

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd