Nederland in de Eerste Wereldoorlog: een waar spionageparadijs

Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland het toneel voor spionage. Door haar strategische ligging tussen Duitsland en Engeland was het dé perfecte uitvalsbasis. Rotterdam speelde de hoofdrol: het ontpopte zich zelfs tot het grootste spionagecentrum ter wereld. Maar het waren niet alleen de Duitsers en Britten die spioneerden; veel Nederlanders bemoeiden zich er ook mee. En sommigen van hen betaalden daarvoor een hoge prijs.

Al voordat de oorlog begon, hadden buitenlandse geheime diensten Rotterdam als basis gekozen. Zowel de Britten als de Duitsers hadden een kantoor in de stad. Vanuit het Keizerlijke Duitse consulaat-generaal in het Witte Huis opereerden de Duitsers. De Britten deden dat vanuit het kantoor van de Uranium Steamship Company, gevestigd aan de Boompjes nummer 76a. Heel erg geheim was het allemaal niet; Nederland wist heel goed wat er in haar eigen land afspeelde en haalde daar dan ook voordeel uit.

Duitse spionnen
“De spionage door de Duitsers was in het algemeen niet tegen Nederland gericht. Zij waren vooral geïnteresseerd in het vervoeren van spionnen naar Engeland via onze havens. Ook probeerden zij een netwerk te creëren van informanten bestaande uit zeelieden en handelaren die regelmatig naar het vijandelijk land reisden” vertelt Wim Klinkert, professor aan de Universiteit van Amsterdam en gespecialiseerd in militaire geschiedenis, aan Scientias.nl. Hierin speelden twee mannen een belangrijke rol: Carl Gneist, een diplomaat die vanaf 1910 het Duitse consulaat leidde en Heinrich Alfred Bosenick, die hem opvolgde in 1916. Zij hadden de leiding over de geheime dienst in Nederland. Eén van hun belangrijkste spionnen was Hilmar Gustav Johannes Dierks. Zijn taak was om spionnen te rekruteren en met succes. Hij bouwde een groot netwerk van zowel Duitse als Nederlandse spionnen op. In juni 1915 kreeg de Nederlandse politie in Vlissingen echter kennis van zijn activiteiten en werd hij gearresteerd. Drie maanden later werd hij alweer vrijgelaten, zijn proces wegens het in gevaar brengen van de Nederlandse neutraliteit afwachtend. Hij vluchtte het land uit en uiteindelijk ontkwam hij aan opsluiting, ook al had de rechtbank in Den Haag hem tot een gevangenisstraf van een jaar veroordeeld.

Sperma als inkt

Om spionnen hun werk goed te laten doen waren de technische afdelingen van de geheime diensten met elkaar in een wapenwedloop verwikkeld. Het doel? Een nieuwe onzichtbare inkt ontwikkelen, onzichtbaar voor de vijand maar leesbaar voor de bestemming. De Britten bedachten een opmerkelijk idee, sperma zou wel eens de oplossing kunnen zijn. Het goedje was volgens hen de beste geheime inkt. Het was echter wel zaak dat er ‘verse inkt’ gebruikt werd. Zo had een Deense agent een voorraad sperma aangemaakt waar hij zijn brieven mee schreef. Dit bleek echter minder betrouwbaar en daarnaast stonken zijn brieven heel erg. De Britten verzochten hem vriendelijk om voortaan alleen vers sperma te gebruiken.

Executie
Hoewel Dierks ons land was ontvlucht, waren zijn spionnen jaren lang actief. Zo was er Paul Eduard Daelen, een redacteur van de Kölnische Zeitung. Hij werd een belangrijk contact van de politie in Amsterdam en voorzag hen van informatie. Ernestus Augustus Jurtz had als opdracht om varende schepen van Rotterdam naar Engeland op te blazen. Het bleef uiteindelijk bij een plan want hij werd hiervoor in 1916 opgepakt. Twee Nederlandse spionnen van Dierks werden niet alleen opgepakt maar ook geëxecuteerd: Haicke Janssen en Willem Roos. De twee zeelieden reisden vanuit Rotterdam naar Engeland als ‘sigarenhandelaren’ maar werden al gauw ontmaskerd, opgepakt en ter dood veroordeeld. Om 06.00 uur ‘s ochtends op 30 juli 1915 was Janssen als eerste aan de beurt. Voordat hij werd neergeschoten in een stoel door de Schotse Garde vertelde hij de Britse autoriteiten alles wat hij wist over de Duitse geheime dienst in Nederland. Ook probeerde hij tevergeefs om de Britten op andere gedachten te brengen. Hij diende een verzoek in om door een arts te worden onderzocht. Roos stelde dat zijn vonnis wegens zijn psychiatrische verleden niet kon worden uitgevoerd. Daarnaast probeerde hij wanhopig zijn diensten aan de Engelsen aan te bieden. Het mocht echter niet baten. Tien minuten later was Roos aan de beurt. Even daarvoor had hij nog om een laatste sigaret gevraagd. Zodra de sigaret was opgebrand, werd ook hij neergeschoten.

Mata Hari. Afbeelding: via Wikimedia Commons.
Mata Hari
Een andere beroemde spion van Nederlandse afkomst was Mata Hari. Deze mooie Friezin uit Leeuwarden spioneerde voornamelijk in Frankrijk, in eerste instantie voor de Duitsers. Later bedroog ze hen door ook de Fransen van informatie te voorzien. Die laatsten pakten haar op in februari 1917. Na een kort proces werd zij ter dood veroordeeld en op maandag 15 oktober 1917 kwam er een einde aan haar leven door een vuurpeloton. Mata Hari was niet de enige vrouwelijke spion; volgens een artikel van de Telegraaf in mei 1916 zouden er zich zo’n 62 spionerende vrouwen en 142 spionerende mannen in Rotterdam bevinden. Volgens Klinkert bood de stad vooral een makkelijke manier voor Duitse soldaten om geld te verdienen. Agenten van alle betrokken landen waren op zoek naar spionnen, zo ook uit Nederland afkomstig.

Britse spionnen
De Britten vestigden hun geheime dienst in het kantoor van de Uranium Steamship Company. Dit was een Canadese rederij gespecialiseerd in goedkope Trans-Atlantische overtochten. Tijdens de oorlog kwam het bedrijf echter stil te liggen. De directeur, genaamd Richard Tinsley was tevens de baas van de Britse geheime dienst in Rotterdam. Hij liet het pand ombouwen tot kantoor en leidde van daaruit zijn spionagedienst, nu bekend als de MI6. Zijn spionnen bevonden zich voornamelijk in het door de Duitsers bezette België en Duitsland. Ook hij wierf lokale Rotterdammers om als spion voor hem te gaan werken zoals de broers Hartog en Meyer Blaaser. Sommigen van hen werden in Duitsland opgepakt en veroordeeld tot lange gevangenisstraffen. Daarnaast onderhield Tinsley nauwe banden met de Rotterdamse politie waaronder chef Francois van ‘t Sant. Van hem ontving Nederland informatie over de Duitsers en geld om de kleine Nederlandse geheime dienst genaamd GS III te steunen. Soms waren de Britten minder aardig; zo werden Nederlandse bedrijven die zaken deden met Duitsland geïntimideerd en ondervraagd.

Gedoogbeleid
Omdat er zich zoveel spionnen in Nederland bevonden ten tijde van de Eerste Wereldoorlog was het onmogelijk voor ons land deze allemaal te bestrijden. In principe is spionage niet strafbaar legt Klinkert uit; “Het gaat er om wat je met de informatie doet. En zolang Nederland geen partij bevooroordeelt en er geen Nederlanders bij betrokken zijn wordt de neutraliteit niet geschonden.” In plaats van spionnen op te pakken en in hechtenis te nemen, kozen wij ervoor om ons voordeel er mee te halen. Klinkert: “De politie schaduwde de spionnen, tapte de telefoon af en hield vreemdelingen in de gaten. Er was voortdurend contact tussen ons en de spionnen. De oorlogvoerende landen wierven informanten en wij pakten ze op om te verhoren en inzicht in hun werk en de oorlog te krijgen.” Zelfs burgers wisten van de spionage af; er stonden vaak berichten in de krant.

Een ‘speciale’ relatie

De Amsterdamse detective Broekhoff had contact met spionnen van ieder land. Maar één relatie was wel heel erg bijzonder; die met een Duitse spion genaamd Anton Vogels. Broekhoff kwam hem op het spoor toen hij ontdekte dat Duitsland alle belangrijke bruggen in Nederland wilde opblazen mochten de Britten ons land bezetten. Dit idee was afkomstig van zijn baas, Dr. Carl Kraus uit Düsseldorf. Vogels speelde het spel mee; samen bezochten ze de Moerdijk brug en oefenden zelfs met explosieven in de duinen bij Den Haag. Aan Broekhoff vertelde hij echter dat hij nooit de intentie had gehad om iets tegen Nederland te doen. Vervolgens stapte hij naar de politie en vertelde hen alles. Broekhoff vertrouwde Vogels volkomen en gebruikte hem de gehele oorlog als informant.

Vlissingen
Niet alleen Rotterdam was een populaire locatie voor spionnen. Ook Vlissingen had een gunstige ligging; het had een vaarroute naar het door Duitsland bezette Antwerpen en een bootverbinding met Engeland. Eén spion die zich daar vestigde was de Duitse Joseph Alexander van Woringen. Hij liet in Domburg, een badplaats vlakbij de stad, een villa genaamd Norsk Hjem bouwen. Dit had volgens een onbekende Engelsman een reden; zo had hij vanuit zijn huis uitzicht op het scheepvaartverkeer in de Westerscheldemonding. Ook beschuldigde hij hem van het verzenden en ontvangen van berichten met een telegrafietoestel. ‘s Nachts zou hij er op uitgaan. Als gevolg van de beschuldigingen werd van Woringen uitgescholden voor ‘vuile mof’ en ‘spion’. Wanneer de beschuldigen ongegrond blijken te zijn, eist hij rectificatie in de Walcherse kranten. Twee Britse spionnen hadden minder geluk. E.W. Paulton en H. Groome beweerden koerier te zijn van de kranten de Daily Chronicle en de Daily Telegraph. Vanuit een eersteklas hotel in Vlissingen stuurden zij Duitse kranten naar Engeland. Daarnaast maakte Paulton zonder toestemming foto’s van torpedoboten, mijnenleggers en geïnterneerde Engelse vliegers. In 1915 krijgt de politie argwaan en pakt de man op. Vijf dagen later wordt hij samen met zijn collega Groome weer op de boot terug naar Engeland gezet.

Nederland zat tijdens de oorlog vol met spionnen en al vrijwel vanaf het begin, wisten wij dat. In plaats van de spionage te bestrijden volgde onze overheid het op de voet. Het was immers belangrijk dat Nederland zijn neutraliteit behield. Door contacten te onderhouden met de spionnen in ons land wisten wij precies wat de vechtende landen van plan waren. Klinkert: “Zolang de buitenlandse activiteit op Nederlands grondgebied niet tegen ons zelf was gericht en zolang er niet teveel in het openbaar werd gevochten, waren wij tevreden.”

Omdat het dit jaar precies honderd jaar geleden is dat de Eerste Wereldoorlog uitbrak zal Scientias.nl iedere maand een artikel omtrent de oorlog plaatsen. Elk artikel zal in het laatste weekend van de maand gepubliceerd worden. Eerder verschenen al de artikelen: Frederick William Harvey: een dichter in oorlogstijd, Nederland in de Eerste Wereldoorlog: hoe neutraal waren we werkelijk?, Nederland in de Eerste Wereldoorlog: een waar spionageparadijs en Shell Shock? Niet zeuren en terug naar het front: “Gij zult genezen!”.

Bronmateriaal

Interview met dhr. prof. dr. Wim Klinkert

Boek 'Spionnennest 1914-1918' geschreven door Edwin Ruis
"A spy's paradise? German espionage in the Netherlands, 1914–1918" - tandfonline.nl
"Sigaren en Spionnen" - marsethistoria.nl
"Spionage in Vlissingen" - geschiedeniszeeland.nl

De foto bovenaan dit artikel is afkomstig van
Wikimedia Commons

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd