Peuters doen al aan kansberekening

toodler

Peuters zijn fulltime bezig om de wereld om zich heen beter te leren begrijpen. En daarvoor gebruiken ze allerlei trucjes, waaronder kansberekening. Dat blijkt uit onderzoek van de universiteit van Washington.

De onderzoekers verzamelden een aantal peuters en lieten ze toekijken terwijl een volwassene een spel speelde. De volwassene zat aan een tafel met daarop een doos en twee houten blokken. De volwassene moest die blokken beurtelings op de doos plaatsen. Wanneer ze het ene blok op de doos plaatste, werd in twee op de drie gevallen een machine actief die – tot grote vreugde van de peuters – een knikker vrijgaf. Wanneer ze het andere blok op de doos plaatste, werd die machine in één van de drie gevallen actief. De peuters keken toe hoe de volwassene de blokken twaalf keer op de doos plaatste.

De peuters
Daarna was het de beurt aan de peuters. De grote vraag was nu: welk blok zouden zij op de doos plaatsen? Maar liefst 23 van de 32 kinderen – oftewel 72 procent – koos voor het blok dat in twee derde van de gevallen de knikkermachine op gang bracht.

Kans of frequentie?
Het suggereerde voorzichtig dat de kinderen wisten dat de kans op succes met dit blok groter was. Maar dat was nog niet bewezen. Want kozen de kinderen op basis van kans – 66 procent kans op een knikker – voor dit blok of lieten ze zich leiden door frequentie: het succesvollere blok resulteerde vier keer in een knikker, terwijl het andere blok maar twee keer in een knikker resulteerde. Om er zeker van te zijn dat de kinderen zich lieten leiden door de kans en dus niet door de frequentie zetten de onderzoekers een tweede experiment op.

“Onze resultaten verklaren hoe jonge kinderen zo snel kunnen leren, zelfs in een onzekere en imperfecte wereld”

Nog een experiment
Het experiment was qua opzet hetzelfde als het eerste experiment. Alleen was de frequentie waarmee beide blokken in een knikker resulteerden nu gelijk, terwijl de kans dat een blok in een knikker resulteerde, varieerde. Eerst keken de kinderen toe hoe de volwassene het spel speelde. Daarna waren ze zelf aan de beurt. 22 van de 32 kinderen pakten wederom het blokje dat de grootste kans bood op succes. Wat bewijst dat ze zich laten leiden door de kans op succes en dus niet de frequentie van succes.

“In de echte wereld zijn er meerdere mogelijke manieren om een probleem op te lossen, maar hoe leren we om de best mogelijke oplossing te vinden?” vraagt onderzoeker Anna Waismeyer zich af. “In onze studie wilden we achterhalen of jonge kinderen het verschil tussen twee imperfecte manieren om een spel te winnen, konden detecteren en vervolgens de beste strategie in hun eigen voordeel konden gebruiken.” En dat kunnen kinderen van twee jaar oud al, zo blijkt uit de experimenten. Het verklaart een hoop, vindt onderzoeker Andrew Meltzoff. “Onze resultaten verklaren hoe jonge kinderen zo snel kunnen leren, zelfs in een onzekere en imperfecte wereld.” De peuters hoeven niet het hele proces van proberen, falen en nog eens proberen door te maken. In plaats daarvan kijken ze naar wat andere mensen doen en selecteren op basis daarvan de beste strategie om iets te doen.

Bronmateriaal

Fout gevonden?

Voor jou geselecteerd